In ons land worden vele executiegeschillen gevoerd. Dat zijn procedures over de vraag of een procespartij een bepaalde beslissing uit mag voeren of niet. Ook ten aanzien van vonnissen waarin de kantonrechter de ontruiming van een huurwoning bevolen heeft komen executiegeschillen geregeld voor, zij het zelden met succes.
De toets die in een dergelijke procedure moet worden doorstaan om met succes de tenuitvoerlegging van de ontruiming te kunnen tegenhouden is het antwoord op de vraag of er in het vonnis sprake is van een kennelijke misslag. Iets dat zelden of nooit aangenomen wordt.
De meeste vonnissen worden uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat dit gebruikelijk is. Dat gebeurt vaak zonder enige motivering daarbij. Uitvoerbaarheid bij voorraad wil zeggen dat de in het gelijk gestelde partij het vonnis al ten uitvoer kan laten leggen, zonder dat een uitspraak in hoger beroep naar aanleiding van dat vonnis dient te worden afgewacht. De huurder kan dus al op straat gezet worden.
Tegen die uitvoerbaar bij voorraad kan worden opgekomen in een executiegeschil, zo ook het geval in ECLI:NL:RBZWB:2020:6013, een recente uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West Brabant. In die uitspraak werd de huurder in het gelijk gesteld, doordat hij stelde dat de uitvoerbaarheid bij voorraad door de rechter niet dan wel onvoldoende gemotiveerd was. De executierechter kwam in een belangenafweging tot de conclusie dat het belang van de huurder om hangende een hoger beroep zijn huurwoning al kwijt te raken zwaarder dient te wegen dan het belang van de verhuurder om het vonnis te mogen executeren.
Deze uitspraak vormt voor een huurder dus in feite een allerlaatste strohalm ter voorkoming van huisuitzetting. Indien u die halm wenst te grijpen is KBW Advocaten en Mediators u daarbij gaarne van dienst.