Vroeger wist ik al gauw dat ik het in het leven niet moest gaan hebben van mijn sportieve prestaties, omdat mijn gestel niet gemaakt leek te zijn voor het winnen van de Olympische Spelen. In de klas merkte ik al gauw dat ik wel veel sneller kon schakelen als de rest als het op denken aan kwam en zo wist ik dat het mijn koppie werd waar ik mee moest gaan scoren.
Ik doorliep fluitend en zingend enkele opleidingen om uiteindelijk advocaat te worden, een prachtig vak, waarin het snel schakelen vaak heel goed van pas komt. Maar het schakelen an sich was natuurlijk het primaire doel niet, het ging vooral om het bij kunnen staan van cliënten die geconfronteerd worden met een juridisch geschil, zonder daar vaak zelf om gevraagd te hebben. Het helpen van mensen stond toen al en staat vandaag nog altijd voorop.
Nu bijna 15 jaar later, met de nodige ervaring als advocaat en met veel mooie zaken die ik mocht behandelen kreeg ik van een cliënt de vraag wat mijn ‘trackrecord’ was. Mijn gedachten gleden gelijk af naar Thialf, ik zag mezelf in een veel te strak schaatspak en ik ging voor een rondje ‘28,4’, veel sneller dan dat ik op school ooit had kunnen bedenken.
Tegelijkertijd vraag ik me echter ook hardop af wat de behoefte van de moderne mens nu is dat alles meetbaar moet zijn. Een goede advocaat kenmerkt zich naar mijn idee niet door het aantal zaken dat hij gewonnen heeft, want recht is vaak heel krom, maar door iemand die met hart en ziel voor zijn cliënten gaat, van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. Ongeacht mijn rondetijden.